Friday, March 20, 2009

Katlenbrug

De nieuwe PEN-tijdingen is verschenen. Telkens nodigen we een gastauteur uit om een stuk te schrijven. Deze keer hebben we het niet ver van huis gezocht: voorzitter Geert van Istendael bericht over de predikant Martin Weskott, die tijdens de soms wel erg volledige pogingen om alles op te ruimen wat maar een beetje aan de DDR herinnerde, duizenden boeken heeft gered.

Ik was er jaren geleden heen getrokken omdat ik het met mijn eigen ogen wilde zien. Wilde geruchten deden de ronde, barbaarse verhalen over honderdduizenden boeken die op vuilnisbelten en in bruinkoolgroeven lagen te rotten, allemaal op het grondgebied van de zopas schielijk overleden staat die zichzelf veertig jaar lang trots Duitse Democratische Republiek had genoemd. Die naam kennen de meesten van ons nog wel. Weinigen kennen de andere naam die de Oost-Duitse republiek, dat kleinere Duitsland, dat rode Pruisen, gekregen had van zijn niet zo erg geliefde leiders: Leseland. Het regime was nogal bedreven in de kunst van het liegen, maar dit was geen leugen. De DDR produceerde gigantisch veel boeken, de bijdrage die Oost-Duitse schrijvers leverden aan de literatuur moet je zonder meer indrukwekkend noemen, romans, verhalen, essay, theater, poëzie. Het mooist van al vond ik de kinderboeken.
De Berlijnse Muur viel op 9 november 1989. De DDR verdween. Ook alles wat aan de DDR herinnerde moest en zou met haar verdwijnen. Tafels, stoelen, bedden, appels, broodjes, shampoo, broeken, rokken, chocola, mosterd, volkseigen bedrijven, auto’s. Alles. Dus ook boeken. De DDR had een centraal boekhuis bij Leipzig. De boeken moesten er stante pede weg, de gebouwen waren gekocht door een West-Duitse brouwer. Alle Oost-Duitse bedrijven waren trots op hun fraaie bibliotheken. Kameraad arbeider had recht op schone letteren. Weg ermee. Alle scholen kregen West-Duitse handboeken. Alle gerechtshoven kregen West-Duitse wetboeken. Ieder Oost-Duits druksel was een schandvlek.
Zelf heb ik de boeken op belten niet gezien. Iemand was me voor geweest. Een kabouterachtige lutherse predikant uit het dorp Katlenburg, wel vlak bij het Ijzeren Gordijn gelegen, maar onmiskenbaar West-Duits. Hij liet kleine vrachtwagens naar de Oost-Duitse storten rijden. Hij schepte de boeken bij honderden, bij duizenden van tussen het huishoudelijk afval. Romans van Heinrich Mann. Brieven van Mozart. Fabels van Aesopus. Gedichten van Seifert. Kortom vuilnis.
Die predikant heet Martin Weskott. Zijn kerk staat op een heuvel. Ook op de heuvel, naast de kerk, zie je een kolossale tiendenschuur, een prachtig, boers gebouw, waar monniken in de middeleeuwen het graan opsloegen dat de pachters hun verschuldigd waren. Daar heeft Martin Weskott de vermaledijde boeken een schuilplaats gegeven. Ik zag in die schuur geen stapels, geen hopen, ik zag bergen boeken. Er lag trouwens lang niet alleen literatuur. Hij liet me een handleiding zien voor het onderhoud van Trabantjes. Daar bieden verzamelaars grof geld voor, zei hij.
Oost-Duitse schrijvers kwamen naar Katlenburg. Ze wisten dat hun verhalen of gedichten gedrukt waren zonder dat ze ooit zelf één exemplaar in handen hadden gekregen, laat staan dat een boekhandel ze in voorraad had. Hun fraai uitgegeven boeken waren jaren ongelezen in het centrale boekhuis bij Leipzig blijven liggen en na de Wende rechtstreeks op het stort beland.
Weskott weigert de boeken te verkopen. Boeken zijn geen koopwaar, zegt hij. Ik schenk een boek, de voorbijganger schenkt geld. Het geld gaat naar Brot für die Welt, dat is de ontwikkelingshulp van de lutherse kerk. Zo komt, dankzij de literatuur, uit deze graanschuren weer brood om de hongerigen te spijzen.
Vorig jaar belde Martin Weskott me op. Ik herkende zijn stem onmiddellijk. Hij had mijn boek over Duitsland gelezen, zei hij, hij vond de vertaling van Marlene Müller-Haas uitstekend en hij wilde dat ik iets kwam voorlezen in zijn parochiezaal. Hij had me destijds verteld dat hij literaire bijeenkomsten organiseerde in Katlenburg, eerst alleeen met de Oost-Duitse auteurs van wie hij boeken gered had, later kwamen daar anderen bij. Ik dus, vorig jaar. Ik was zeer vereerd.
Ik rijd spoorslags naar Katlenburg, naar zijn pastorie, een peperkoekenhuisje, zo uit een sprookjesboek van Grimm. Predikant Weskott zelf is tegelijk sprookje en echt, zeer, zéér echt.
Met rechtmatige trots laat hij me opnieuw binnen in de tiendenschuur. Hij heeft niet stilgezeten. De boeken staan nu netjes gerangschikt in gigantische rekken, tien planken hoog. Het blijft voor een schrijver een onvergetelijk gezicht. Ik zou liegen als ik zei dat ik even verbijsterd was als de eerste keer, maar ik moet ook nu toch weer iets wegslikken.
Waar blijven de boeken toch vandaan komen? Kort nadat de Leipziger Volkszeitung melding had gemaakt van Weskotts reddingsactie, reden bulldozers de Oost-Duitse vuilnisbelten op om de duizenden exemplaren die er nog lagen onder te graven. Vandaag redt Weskott de boeken die ten offer vallen aan die vernietigende obsessie van ons kapitalisme: het weggooien. Ik vertel hem dat in mijn taalgebied, het Nederlandse, een boek, ook een goed boek, ook een schitterend boek, een omlooptijd heeft van gemiddeld drie maanden. Het verbaast hem niet.
’s Avonds lees ik voor uit de Duitse versie van Mijn Duitsland. In de parochiezaal. Voor twintig mensen. Ze hangen aan mijn lippen, ze willen nauwkeurig weten wat ik, de schrijver uit het minuscule buurstaatje België, vind van hun Duitsland, van zijn schuld en zijn pracht. Het was de mooiste lezing die ik ooit gaf.
Mijn boeken gaan naar de ramsj, niet naar het stort. Eigenlijk mag ik dus van geluk spreken. Maar het gevolg is dat ik, helaas, helaas, geen aanspraak kan maken op de eretitel die predikant Weskott in Katlenburg uitreikt aan schrijvers van weggegooide boeken: Müllliterat. Vuilnisschrijver. Waste Writer, Ecrivain Ordure, Escritor Basura. Het lijkt me iets voor een nieuwe prijs, jaarlijks uitgereikt door PEN International.

Meer info vindt u hier.


No comments: